HP DE TIJD | Geschreven door Frans van Deijl

Bij het omzien naar 2020 overheerst één vraag: hoe kon de liberale, vrijzinnige cultuur van Nederland in de tweede lockdown hier en daar zo ontaarden in anarchisme? Voormalig CPN- en GroenLinks-lijsttrekker Ina Brouwer (70) laat haar licht schijnen over de coronacrisis en het falen van links. En: waarom deze gewezen communist haar vertrouwen tegenwoordig niet in de politiek stelt, maar in ondernemers en uitvinders.
“In de dagen en weken na de intelligente lockdown was het in de buurt waarin ik woon (Nieuwmarkt, Amsterdam) weldadig rustig. De wijk knapte er echt van op. Er heerste een beetje een dorpsgevoel. Mensen maakten een praatje met elkaar. Ik zie mezelf nog staan in een immense rij vanaf het bejaardentehuis Flesseman naar Café Bern, waar bijzondere strandkrabbensoep werd verkocht. Dat had echt iets van de oorlog. Die anarchie is pas van na de zomer, toen het aanvankelijk de goede kant op leek te gaan maar er toch een lockdown-light noodzakelijk bleek. Ik denk dat de protesten tegen de maatregelen rationeel volkomen onzinnig waren, maar daar gaat het niet om. Mensen zagen een kans om van zich te laten horen en met hun onvrede op televisie te komen. En dan vervolgens veel volgers trekken op sociale media. Illegale feesten, rellen op het Binnenhof, toch lekker met z’n allen drinken, zo van: ‘na mij de zondvloed!’ Het is niet alleen een soort pubergedrag, maar vooral effectbejag om aandacht te krijgen.”

Aandacht?
“Ja, vooral sociale media wakkeren dat aan. We willen allemaal influencer zijn, we willen kennelijk allemaal beroemd worden. Mensen hebben een identiteit nodig, pas dan besta je. Dat doe je in deze tijd vooral door zo veel mogelijk op te vallen op sociale media en volgers te krijgen. Individualisering en – van recenter datum – de digitalisering en de globalisering zijn elkaar versterkende bewegingen die oude verbanden op losse schroeven hebben gezet, inclusief de autoriteit van deskundigen, kerken en politici.”

De samenleving lijkt soms wel compleet losgeslagen.
“Zo kun je het ook zeggen, ja. Maar dat heeft wel een lange voorgeschiedenis. In de jaren zestig en zeventig had je vooral collectieve bewegingen. Of je nou links was, rechts, gelovig, liberaal of conservatief, er was altijd wel een collectief waarbij je je thuis kon voelen. De progressieve bewegingen hadden een ding gemeen: ze wilden niet terug naar de verstikkende jaren van ervoor, van de wederopbouw. We waren meestal positief ingesteld, en nadrukkelijk op de toekomst gericht. Het moest na die vreselijke wereldoorlogen beter gaan in de wereld. Na de oorlog was er meteen een Koude Oorlog uitgebroken, en ons doel was om Oost en West weer te herenigen. Tuurlijk, we streden voor een betere wereld, vanuit een ongekend groeiende welvaart en steeds meer vrijheid, maar we wilden dat al het goede beter zou worden verdeeld. Binnen de CPN werd heftig gediscussieerd hoe zo’n democratisch socialisme vorm te geven, en datzelfde deden de Duitse Grünen en de Italiaanse communisten, maar toen de Berlijnse muur in 1989 dan eindelijk viel, kantelde het beeld totaal. Het kapitalisme eiste de overwinning op, het einde van de geschiedenis werd geproclameerd door Francis Fukuyama, het ‘individu’ en het ‘eigen initiatief’ waren de termen die een nieuwe tijd, een nieuwe wereld kenmerkten. De collectieven verdwenen of waren niet sterk genoeg.”

In dat kader past wellicht ook Ruttes opstelling in deze pandemie om nooit bevoogdend te willen overkomen met al te veel en ingrijpende maatregelen. Hij vertrouwde op de eigen, individuele verantwoordelijkheid. Een houding die goed past bij een VVD-politicus. Maar was het bij nader inzien toch naïef?
“Rutte doet het goed. Ik kan alleen maar m’n petje voor hem afnemen. In Nederland kun je niet veel anders. Het Zweedse voorbeeld had hij misschien kunnen volgen. Het andere uiterste, dat van Nieuw-Zeeland, zou hier nooit gewerkt hebben. Wat Rutte heeft gedaan, is het enige wat hier werkt. Natuurlijk worden er fouten gemaakt, maar je kunt in Nederland niet op elke hoek van de straat boa’s neerzetten. Dat werkt niet. Dit is ook een crisis waar naar mijn mening niks ideologisch aan zit. Lodewijk Asscher had het niet veel anders gedaan, daarvan ben ik overtuigd. Zelfs Baudet, ja zelfs hij, zou hetzelfde hebben gedaan als Rutte. Het is een kwestie van besturen, van een crisis managen, en dat doet Rutte heel erg knap. En fysiek blijft hij ook nog eens overeind.”

Bent u tevreden over de Amsterdamse burgemeester Halsema, uw partijgenoot?
“Femke is voor haar benoeming als burgemeester nooit bestuurder geweest. Zij moet dat met vallen en opstaan leren. En dat doet ze ook. Ik heb wel gedacht: dat had ik anders gedaan, zoals bij de Black Lives Matter-demonstratie op de Dam op 1 juni. Maar ja, dan heb ik ook de neiging om zo’n bijeenkomst te vergelijken met de manier waarop de oude CPN-leiders met demonstraties omgingen. Voormannen als de Groningse Fré Meis gingen niet af op politierapportjes, maar hadden hun eigen mensen die de boel in de gaten hielden. En als het nodig was, grepen ze zelf in om een massa tot kalmte te manen. Gewoon op een kistje staan en uitleggen wat er moest gebeuren. Het was misschien wat rauw, hoekig leiderschap, maar wel leiderschap met persoonlijke durf. Bij vakbondsleiders als Herman Bode zag je hetzelfde: ‘Willen we naar de Dam, dan gaan we naar de Dam!’ Dat type bestaat niet meer. De huidige generatie bestuurders is gewend zich te baseren op allerlei aanbevelingen van commissies, adviseurs, voorlichters vooral en politiek assistenten. Mensen die om hen heen cirkelen en die alles in de week leggen, om vooral maar geen fouten te maken. Dat is geen ideale cultuur om je persoonlijk leiderschap te ontwikkelen. Mark Rutte is een oude rot en trekt veel meer zijn eigen plan, en dat heeft hij volgens mij altijd al wel gedaan.”

Wie kan Rutte nog afhouden van een nieuwe verkiezingsoverwinning? Sigrid Kaag?
“Neuh, neuh… denk het niet. Ze is goed en heeft een krachtig profiel, maar Mark, ik ken hem al lang, is een speciale persoonlijkheid met, haha, anarchistische trekjes. Hij gaat zijn gang. Het is echt zijn missie om bestuurder te zijn. Om Nederland overeind te houden in deze crisis, en daar is hij goed in. Dus nee, ik zie op dit moment geen concurrenten voor hem.”

Volgens Wikipedia bent u lid van de PvdA, maar ook van GroenLinks. U bent als het ware de verpersoonlijking van het zogeheten linkse blok, de wensdroom van menigeen, waarin GroenLinks, PvdA en SP samen optrekken. Toch komt dat blok er steeds maar niet van.
“Klopt niet helemaal, ik was ooit enige tijd ook lid van de PvdA, maar ik ben nu alleen nog lid van GroenLinks. Destijds bij de vorming van GroenLinks (uit de partijen PSP, PPR, EVP en CPN – red.) was ik al voorstander van een volledig opgaan in een links blok, dus met de PvdA. Een beetje Labour-achtig. Maar het kwam er niet van, en anno 2020 zie je hetzelfde: ieder hecht aan z’n eigen hokje, en komt daar maar niet uit. Tsja, hoe komt dat? In beide partijen maken kleine groepen de dienst uit die erg hechten aan het eigen voortbestaan. Dat begrijp ik wel; destijds was er bij de CPN ook veel weerstand tegen de eigen opheffing. Da’s een heel proces, waar je veel geduld en overtuigingskracht voor moet aanwenden. Het is uiteindelijk gelukt omdat we in 1986 allemaal electoraal behoorlijk werden weggevaagd door de PvdA. Ik zou het heel krachtig vinden als GroenLinks nu met de PvdA zou opgaan in een nieuwe, open beweging met elan en ideeën waar bijvoorbeeld ook niet-leden zich bij kunnen aansluiten, zoals dat in de begintijd van GroenLinks het geval was.”

Vóór de coronacrisis belegde Jesse Klaver allerlei bijeenkomsten in het land waar heel veel volk op afkwam, dus waarom zou hij met de PvdA gaan samenwerken?
“Die bijeenkomsten waren prima, maar die zouden nog drukker bezocht zijn als we één groot, links blok waren geworden. Het is heel jammer dat links niet verder kijkt. GroenLinks is na de fusie eigenlijk een heel gewone partij geworden, heeft te zeer de uitstraling van ‘wij zijn de beste’ maar er is echt behoefte aan iets nieuws.”

In het verkiezingsprogramma van GroenLinks wordt het leven na de corona-crisis geschetst. Strekking: de armen worden armer, de rijken rijker en het klimaat is in gevaar. GroenLinks is dacht ik toch ook de partij van de burgerrechten en aanverwante zaken, maar ik lees geen woord over hoe lang de overheid die rechten tijdens deze crisis kan blijven insnoeren. Geen letter over de balans tussen de maatregelen en de nadelen ervan, zoals obesitas, depressies, schoolachterstanden.
“Ik ken dat programma op hoofdlijnen. Wat mij vooral opvalt is dat er niet wordt gesproken over de culturele component die in deze pandemie zichtbaar wordt. Waarom bijvoorbeeld worden Amsterdam en Rotterdam zo zwaar getroffen door corona? Dat heeft ook te maken met de verschillen tussen culturen, bijvoorbeeld de Surinaamse, de Turkse en Marokkaanse. Een goede vriend van mij, Marcel La Rose, oud-stadsdeelvoorzitter van Amsterdam-Zuidoost en zelf uit Paramaribo afkomstig, schreef op Facebook dat Zuidoost bovengemiddeld veel mensen met corona heeft, en hij waarschuwt voor de gevaren. Nogal wat Surinamers, hoort hij, denken niet erg vatbaar voor corona te zijn, bijvoorbeeld omdat er veel hete pepers in hun eten zitten. De Turkse en Marokkaanse familiecultuur verzet zich tegen de anderhalve meter afstand en de beperking van bijeenkomsten, zoals trouwens ook in de kerken op de Veluwe. Die culturen zijn gewend dicht op elkaar te leven. ‘Ons kan niks gebeuren’ is de opvatting. Maar dat blijkt toch een misverstand, want het aantal besmettingen onder die groepen is enorm. Dat is een realiteit waar je als links over moet praten.”

Links kijkt weg, zoals het dat altijd heeft gedaan bij problemen met andere culturen.
“Ja, daar zit wel wat in, terwijl die onderwerpen helemaal niet taboe hoeven te zijn, want mensen in die community’s kaarten het zelf aan. Links wordt op dit onderwerp denk ik toch geregeerd door angst. Als je op een afstand van die groepen staat, dan ben je bang dat je kritiek geeft op een cultuur die toch al onder druk staat en wordt aangevallen.”

Maar ja, daardoor laat je de ruimte open aan Wilders en Baudet, en daarvoor aan Bolkestein, Pim Fortuyn en misschien zelfs Hans Janmaat.
“Inderdaad, als het erop aankomt, durft links het niet aan, en dat is doodzonde!”

Liep u trouwens als Kamerlid ook altijd weg als Janmaat aan het woord kwam?
“Ja, zeker. Ik kon die man niet aanhoren. En dat heb ik nog steeds bij Wilders en Baudet. Ik vind het vooral erg dom. Maar ik zou nu wel de discussie aangaan om hun aanhang te winnen. Wat dat betreft is het wel jammer dat de CPN niet meer bestaat. Daar zaten mensen bij die zo’n discussie wel aangingen. Dat had met de arbeiderscultuur te maken, waarin de dingen soms keihard bij de naam worden genoemd. Soms hard tegen hard, maar doorgaans fair, in de sfeer van ‘het zijn rot-allochtonen, maar wel ónze rot-allochtonen!’ Ze werden verdedigd, iedere gastarbeider mocht blijven, mits hij werkte en zich gedroeg. Maar kritiek werd niet uit de weg gegaan. Daarmee viel de CPN wel uit de toon hoor, bij de andere linkse partijen. De PSP wilde heel de wereld binnenhalen, heette het bij ons, de PPR was erg moralistisch, en de PvdA durfde sowieso nooit iets te zeggen op dat vlak. CPN-leider Marcus Bakker wel, al had hij het gelijk zeker niet altijd aan zijn zijde. Maar hij durfde het aan te kaarten, vanuit het besef dat hij hierin gesteund werd door de arbeiders.
En vaak klopte dat ook.”

Ik heb dat solidariseren van linkse partijen en linkse mensen met de verdrukten altijd gewantrouwd. Volgens mij houdt links helemaal niet van de mensen uit die onderkant, daar haalt men ten diepste zelfs de neus voor op.
“Het huidige links bestaat voor een groot deel uit mensen uit de middenklasse: goed opgeleid, intellectueel, netjes, beter gesitueerd. Van oudsher heeft die groep weinig persoonlijke binding met de onderkant, want de onderkant is ruw. Tegelijkertijd bestaat bij links het gevoel dat ze die onderkant wel moeten beschermen. In wezen een afstandelijke en moralistische houding, die niet zoveel te maken heeft met de werkelijkheid. Kenmerk van de middenklasse is ook dat men altijd alles wil af- en toedekken.”

Die onderkant heeft ook weinig op met het klimaat. Jan Terlouw, oudgediende van D66, zei onlangs dat de pandemie erg is, maar in geen verhouding staat tot de klimaatcrisis die ons te wachten staat.
“Niks voor mij, zo’n opmerking. Het heeft helemaal geen zin om theoretisch een nog grotere ramp te voorspellen. Daarvoor zit je niet in de politiek. Je zit in de politiek om wegen te vinden hoe met de ramp van nu om te gaan. Dat was ook altijd het twistpunt tussen bijvoorbeeld de CPN en PPR, waar vooral in doemscenario’s werd gedacht. Zinnig om het onderwerp op de agenda te krijgen, maar nu? Je zult nu maar jong zijn en al die rampspoed op je af horen komen… De klimaatramp is van zo’n grote orde, dat je er gewoon geen grip meer op kunt krijgen. Wat moet je dan nog in de politiek, als dit enorme onheil je te wachten staat?”

Het realiseren van de verschillende klimaatdoelen zal heel veel geld gaan kosten, juist en vooral voor particulieren. Misschien wel onrealistisch veel. Eigenlijk hoor je linkse partijen daar zelden over. Maarten van Poelgeest, de man die onze huizen gasvrij wil maken, meent dat het een ongelijke strijd is zolang de gasprijs zo laag blijft. Die moet dus omhoog, is zijn idee, maar dat mag ik dan als burger betalen?!
“Die vermaarde transitie moet aantrekkelijker worden voor mensen, niet alleen in de prijs. Mijn hoop is echt gericht op al die jonge mensen die nu studeren aan de universiteiten in Delft, Twente of Wageningen, en die binnen niet al te lange tijd met uitvindingen komen die goedkoop zijn en heel dicht bij de mensen staan. Dankzij de digitale revolutie kun je straks gewoon in je eigen tuin of op je balkonnetje energie opwekken. Ontwikkelingen, uitvindingen die veel minder afhankelijk zijn van grootschalige netwerken, maar waarvan je dichtbij en laagdrempelig gebruik kunt maken. Een beetje zoals nu al de computer de temperatuur in huis regelt, of de deur opent en dichtdoet. Richt je niet op de politiek, zou ik zeggen, maar op de uitvinders. Van hen moet het komen, hoor.”

Daar lees ik niks over bij links. Ook niet bij Terlouw, die overigens altijd wel dweept met jongelui.
“Terlouw is natuurlijk wel… een tachtiger! Die komt uit een stroming die vooral gericht is op waarschuwen. Maar nogmaals, jonge mensen zijn doof geworden voor politici die steeds maar weer waarschuwen over hoe slecht het gaat met de planeet. Jongeren hebben niets aan pessimisme, daar worden ze neerslachtig van, dan maken ze zich niet meer druk om wezenlijke zaken en vluchten ze in YouTube-filmpjes of Instagram. Of ze kopen alvast een boot die ze vastbinden aan het balkon, zodat ze weg kunnen als het hier onderloopt.”

Alle hoop en zegen moet dus komen van de techneuten?
“Als je ziet hoe nu al plannen bestaan om agrarische grond vlak bij zee in te richten, zodat we zeegroenten kunnen telen. Zo zijn er oneindig veel ideeën, waar ik heel blij van word. De toekomst is aan durf, improvisatie, zegt bijvoorbeeld rijksbouwmeester Floris Alkemade. Het is de kern van zijn essay dat onder de titel De toekomst van Nederland verscheen. Daarin beschrijft hij niet alleen de onvermijdelijkheid van
verandering – om complexe vraagstukken over klimaatverandering, woningnood en voedselproductie van antwoorden te voorzien –, maar ook hoe ingewikkeld veranderen eigenlijk is. Niet voor niets noemt hij veranderen een kunst, waarvoor improvisatie, durf en verbeeldingskracht noodzakelijk zijn. Er is echt maar één mogelijkheid om eruit te komen, en dat is: creatief zijn. Niet somberen, maar aanpakken. Niet alleen nationaal, maar ook internationaal. Dat geldt ook voor de politiek. Concrete verandering die hoop geeft, met de poten in de klei, die houding. Zo presenteert een nieuwe Europese beweging als Volt zich bijvoorbeeld. Spreekt mij heel erg aan.”

Wat vermag de gevestigde politiek dan nog?
“Nou, niet veel meer, vrees ik. Innovatie gaat niet uit de politiek komen. Veel meer uit technologie, bij ondernemers, start-uppers, ngo’s, en wat dacht je van de boeren? Bij hen ligt het initiatief. Het gaat niet meer om ideologieën. De politiek komt pas daarna en is er hoogstens nog voor de uitvoering, de implementering van veranderingsstrategieën, die dus optimistisch van toon zullen zijn.”

Verlangt u nog wel eens naar het Kamer-lidmaatschap?
“Als ik Baudet hoor en zie, dan heb ik de neiging om te denken: ik moet de Kamer in, want ik ga dat debat met die man een keer echt aan. Waar is het verhaal van links tegenover Baudets riedel? Links kan niet alleen tegen zijn, zijn denkbeelden bekritiseren zonder daar iets tegenover te stellen. Links reageert op rechts, maar reageert veel te weinig op wat er in de samenleving leeft. Met zulke grote verschuivingen moet de politiek zelf veranderen.”

Dus u stelt zich verkiesbaar?
“Nee joh. Ik heb in 2010 weleens geprobeerd om terug te komen, maar ja, je bent natuurlijk ook een concurrent. Je hoort ze in die fractie denken: die oude dame, die wil ook zo nodig terug – hoezo?”

Nog weleens heimwee naar de CPN dan?
“Meer naar de stijl van discussiëren, zoals ik eerder al zei. Je moet bedenken dat het lang geen pre was om CPN’er te zijn. Ook niet in GroenLinks. Ik ben eens in een strijd verwikkeld geweest om het burgemeesterschap van Groningen, toch een bakermat van het oude communisme. Als er een referendum was gehouden, was ik het zeker geworden. Maar PvdA’er Peter Rehwinkel werd benoemd door PvdA-commissaris Max van den Berg. Om mij heen hing kennelijk te weinig de geur van de PvdA, en te veel die van de CPN. Zeker na de val van de Muur in 1989 stond je er als ex-communist slecht voor in de beeldvorming. Rehwinkel struikelde over zijn naïeve inschatting van een social media-party in Haren, dat uit de hand liep. Ik sms’te Max van den Berg: ‘had jij mij toch maar moeten nemen!’ Nooit meer iets op gehoord.”

In het najaar van 1995 haalde Frits Bolkestein uit naar die oud-communisten die geen rekenschap hadden afgelegd over de steun die zij in het verleden aan dictatoriale regimes verleenden. Heeft u dat eigenlijk ooit gedaan?
“Hij riep dat wel, maar hij heeft mij niet gevolgd, of liever gezegd niet willen volgen. Dan had hij geweten dat ik als CPN-Kamerlid vanaf het begin voor democratie in socialistische landen ben opgekomen. In 1981 heb ik nog met de VVD gedemonstreerd tegen de militaire staatsgreep in Polen, met als gevolg protest tegen mij uit eigen CPN-gelederen.”

Hoe dan ook, uit uw relaas maak ik op dat links in crisis verkeert. Is dat exclusief voor Nederland?
“In de aanloop naar de Amerikaanse verkiezingen zag je hetzelfde: Trump is natuurlijk een verschrikkelijke man, maar wat er de afgelopen termijn is gebeurd, is fascinerend. Trump zei bij zijn aantreden dat hij niet tot de elite behoorde, die elkaar de baantjes toeschoof. Trump vertegenwoordigde de arbeiders die zich opzijgezet voelden, die vonden dat hun belangen werden verkocht aan China. Dat voelde Trump goed aan, hoe je het wendt of keert. In Nederland zie je hetzelfde met Hoogovens, Tata Steel. Volg daar de vakbondsstrijd. In de aanloop naar de Amerikaanse verkiezingen (die ten tijde van het interview nog moesten plaatshebben – red.) zat ik steeds te wachten op een weerwoord van de Democraten. Maar er kwam niets overtuigends. Niet van Biden, niet van Obama en ook niet van Clinton. Dat vond ik ernstig, want uit die stilte leidt de massa af dat Trump het kennelijk goed ziet.”

Er is geen tijd meer voor ideologisch geharrewar. Er moet aangepakt worden
Wie is de Nederlandse Trump?

“Baudet, zonder meer. Ondertussen sluiten ook steeds meer intellectuelen zich bij hem aan. Dat is ernstig, zeer ernstig. Waarom? Onverantwoord en opportunistisch denken. Baudet wil bijvoorbeeld uit de Europese Unie stappen, het idee alleen al is onzinnig en schadelijk. Onmogelijk ook.”

Ik vrees toch dat er op links niemand is die hem aankan.
“Dat zou kunnen. Misschien moet links iemand vrijstellen die alle teksten van die man doorploegt en van een tegengeluid voorziet. En dat wel in begrijpelijke taal.
Ja, dat zou wel wat voor mij zijn. Maak ik er een boek van of een pamflet, een podcast. Wie weet.”

De strekking van uw verhaal?
“In mijn actieve, politieke jaren dachten we de wereld een beetje beter te kunnen maken. Nu zijn de problemen toch van een andere orde: klimaat en de dreiging van totale vernietiging, open grenzen en de vluchtelingen, globalisering en de implosie van sociale verbanden – geen zuilen en ieder voor zich; een cocktail waarvan je ontzettend depressief kan worden. Ik ben zeventig jaar, ik zit de jaren die mij resten nog wel uit en hopelijk op een aangename wijze. Maar mijn dochter en jouw jongens, die moeten verder.

“Er is geen tijd meer voor ideologisch geharrewar. Er moet aangepakt worden. Durf, inspiratie en improvisatie, daar gaat het nu om. Oefenen in het oplossen van ingewikkelde vraagstukken. Vluchtelingen naar Nederland halen? Een ondernemer zegt: ik koop vijfhonderd stoelen en stuur een vliegtuig. En beweert Wilders dat door Mohammed en Fatima de zorg op de ic’s ten koste gaat van Henk en Ingrid? Hup, gaan we kijken of dat zo is. En als Wilders gelijk heeft, dan gaan we naar Mohammed en Fatima en hun gemeenschap, en vragen we wat we er met zijn allen aan kunnen doen. Die mentaliteit, die opstelling, dat gaat het helemaal worden.”

Frans van Deijl – HP DE TIJD – 29 november 2020